van de drank af zijn 1.0
geen alcohol meer drinken; gestopt zijn met drinken
Algemene voorbeelden
'Men moet iemand die pas van de drank af is ook niet voortdurend een fles whisky voor zijn neus houden.'
'Men moet iemand die pas van de drank af is ook niet voortdurend een fles whisky voor zijn neus houden.'